Die leren: dat God nooit besloten heeft om iemand
– enkel en alleen omdat Hij dat rechtvaardig wil –
in de zondeval van Adam te laten blijven
en daardoor in de gemeenschappelijke toestand van zonden en veroordeling.
Ook zou God nooit besloten hebben om iemand voorbij te gaan
als Hij mensen de genade schenkt, die voor geloof en bekering nodig is.
Dat is een dwaalleer, want dit staat vast:
Hij ontfermt Zich over wie Hij wil, en Hij verhardt wie Hij wil (Rom. 9:18);
ook: Het is u gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen,
maar aan hen is het niet gegeven (Mat. 13:11);
eveneens: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde,
dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt,
en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard.
Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen (Mat. 11:25-26).