Dit is die wedergeboorte, die vernieuwing,
nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking,
waarover zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt. a
God werkt die zonder ons in ons.
Zij wordt niet alleen tot stand gebracht door middel van de uiterlijke prediking
of door een zacht aandringen.
Ook is het niet zo dat als God Zijn werk in de mens verricht heeft,
deze dan zelf nog het vermogen heeft
om wedergeboren of niet wedergeboren te worden,
bekeerd of niet bekeerd te worden.
Maar deze wedergeboorte is een geheel bovennatuurlijke en zeer krachtige
en tegelijk zeer liefdevolle, wonderlijke, verborgen en onuitsprekelijke werking,
die in kracht niet minder of geringer is
dan de schepping of opwekking uit de doden. b
Hiervan getuigt de Schrift,
die geïnspireerd is door dezelfde God Die deze wedergeboorte bewerkt.
Zo worden allen bij wie God op deze wonderbare wijze in hun hart werkt,
volstrekt zeker en met kracht wedergeboren
en geloven zij daadwerkelijk.
Dan wordt hun wil die vernieuwd is,
niet alleen door God aangezet en bewogen,
maar als hij door God bewogen is,
werkt hij ook zelf mee. c
Daarom wordt ook terecht gezegd
dat de mens door de genade, die hij ontvangen heeft,
gelooft en zich bekeert.
Wedergeboorte is iets wat de Heilige Geest werkt in het hart van alle gelovigen. De Heilige Geest werkt de wedergeboorte ‘zonder ons in ons’, maar gebruikt hiervoor wel het evangelie als middel (1. Petr. 1:23). De wedergeboorte is geen bewuste ervaring. De mens is tijdens de wedergeboorte passief en ondergaat deze. Een gelovige ervaart de gevolgen van de wedergeboorte, die zich ná het moment openbaren, zoals geloof, bekering, gehoorzaamheid en liefde tot God.
De wedergeboorte is het middel tot het daadwerkelijke geloven. De oorzaken van het geloof worden aan God toegeschreven (zoals de wedergeboorte en verkiezing), het geloven zelf is een daad van de mens. De afgevaardigden van Hessen formuleerden dit zo: God gelooft niet door middel van ons, maar wij geloven door middel van God. Of zoals Augustinus het eeuwen eerder al zei: Wij werken, maar God werkt in ons het werken. Daarom sluit deze paragraaf af met de woorden: de mens gelooft en bekeert zich (dankzij de genade en kracht die hij daarvoor van God gekregen heeft in de wedergeboorte). Geloof is daarom zowel een gave van God als een daad van de mens.
Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien. Johannes 3:3
Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. 2 Korinthe 4:6
Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden. 2 Korinthe 5:17
Daarom zegt Hij: Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Efeze 5:14
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat wie hem horen, zullen leven. Johannes 5:25
Zoals geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gemaakt. Dit was hij tegenover Hem in Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en de dingen die niet zijn, roept alsof zij er waren. Romeinen 4:17
Want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen. Filippenzen 2:13
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.