Die leren: dat de mens die niet wedergeboren is,
noch in eigenlijke, noch in absolute zin dood is door de zonden (Ef. 2:1, 5)
of dat hij alle krachten tot het geestelijk goede mist.
Hij kan nog hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven
en ook het offer brengen van een verslagen en gebroken geest,
dat God aangenaam is.
Deze dingen zijn in strijd met de duidelijke getuigenissen van de Schrift, zoals:
U was dood door de overtredingen en de zonden (Ef. 2:1, 5);
en: Al de gedachtespinsels van zijn hart waren elke dag alleen maar slecht (Gen. 6:5; 8:21).
Bovendien is het zo dat het hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende en naar het leven,
en ook het brengen van het offer van een gebroken geest aan God,
in strikte zin alleen gezegd kan worden van de wedergeborenen
en degenen die zalig gesproken worden. a
Volgens de Remonstranten is de mens vanuit zijn natuurlijke vermogens en door de algemene genade zelf in staat om te hongeren en te dorsten naar de gerechtigheid. Ook kan hij God het offer brengen van een verbroken geest en een verslagen hart. Ellendekennis, droefheid over de zonde, verlangen naar genade, proberen om je leven te beteren zijn volgens de Remonstranten allemaal voorwaarden die aan de wedergeboorte vóóraf gaan. De Dordtse Leerregels wijzen dit af in dit artikel met twee argumenten: iemand die geestelijk dood is, kan geen geestelijke werkzaamheden verrichten en deze werkzaamheden gaat niet aan de wedergeboorte vooraf, maar volgen erop. In heel de Dordtse Leerregels is er een bewuste eenheid te vinden tussen prediking van het evangelie, wedergeboorte en geloof. Deze worden bewust bij elkaar gehouden. Door de evangelie verkondiging werkt God de wedergeboorte én het geloof. Daarna komen de gevolgen: bekering, ellendekennis, kennis aan Christus, liefde tot God, gehoorzaamheid, enz. Verslagenheid of ellendekennis is dus geen voorwaarde vóór wedergeboorte of om te geloven, maar het is een gevolg ervan.
De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. Psalmen 51:19
Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. MattheĆ¼s 5:6
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.