Paragraaf 13 Gelovigen die opnieuw met God verzoend zijn, willen niets liever dan het ervaren van Zijn gunst en nabijheid

Wanneer ook het vertrouwen van de volharding herleeft
in degenen die weer opgericht worden uit hun val in de zonde,
dan heeft dat niet tot gevolg dat ze luchthartig gaan leven of de godsvrucht veronachtzamen.
Nee, het leidt ertoe dat zij met een nog veel grotere zorg en ijver gaan in de wegen van de Heere, a
die al van tevoren (voor hen) toebereid zijn,
opdat zij daarin zouden wandelen.
Daardoor mogen zij de zekerheid behouden dat zij volharden.
Dan wordt het aangezicht van God, Die met hen verzoend is,
niet meer van hen afgewend door het misbruik van Zijn vaderlijke goedheid.
Anders zouden ze in nog zwaardere kwellingen van hun gemoed terechtkomen.
Wat het aangezicht van God betreft:
de aanschouwing ervan is voor godvrezende mensen zoeter dan het leven.
De verberging ervan is bitterder dan de dood. b

Met toestemming overgenomen uit: De Dordtse Leerregels, een hertaling; dr. W. Verboom, 2018, KokBoekencentrum Uitgevers.

Bewijsteksten

a

Nu verblijd ik mij, niet omdat u bedroefd bent geweest, maar omdat u bedroefd bent geweest tot bekering. Want u bent bedroefd geweest overeenkomstig de wil van God, zodat u in geen enkel opzicht door ons schade hebt geleden. Want de droefheid die overeenkomstig de wil van God is, brengt een onberouwelijke bekering tot zaligheid teweeg, maar de droefheid van de wereld brengt de dood teweeg. Want zie, juist dit, dat u overeenkomstig de wil van God bedroefd bent geworden, wat een grote inzet heeft dat in u teweeggebracht! Ja, wat een verdediging, ja, wat een verontwaardiging, ja, wat een vrees, ja, wat een vurig verlangen, ja, wat een ijver, ja, wat een bestraffing! In alles hebt u bewezen zelf rein te zijn in deze zaak. 2 Korinthe 7:9-11

Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. Efeze 2:10

b

Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven; daarom zullen mijn lippen U prijzen. Psalmen 63:4

Er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich beijvert om U vast te grijpen, want U verbergt Uw aangezicht voor ons en U doet ons wegkwijnen in de greep van onze ongerechtigheden. Jesaja 64:7

waar ze zijn gekomen om te strijden tegen de Chaldeeën: Het is om ze te vullen met de dode lichamen van mensen die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid, en omdat Ik Mijn aangezicht voor deze stad verborgen heb om al hun kwaad. Jeremia 33:5

hedendaags
HSV
onder tekst
17
leermodusleren