Die leren: dat men er niet zeker van kan zijn dat men in de toekomst zal blijven volharden,
tenzij men daarvoor een bijzondere openbaring krijgt.
Door deze leer wordt de vaste troost van de ware gelovigen in dit leven weggenomen
en de twijfels van de pausgezinden weer in de kerk ingevoerd.
De Heilige Schrift leidt de zekerheid van de volharding nooit af
uit een bijzondere en buitengewone openbaring,
maar uit de kenmerken van Gods kinderen en uit de onwankelbare beloften van God.
In het bijzonder uit wat Paulus zegt:
Geen schepsel zal ons kunnen scheiden van de liefde van God
in Christus Jezus, onze Heere (Rom. 8:39);
en Johannes zegt: En wie Zijn geboden in acht neemt,
blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft,
namelijk aan de Geest, Die Hij ons gegeven heeft (1 Joh. 3:24).
De Remonstranten leerden o.a. dat je de wedergeboorte kunt verliezen (als je een tijdje ongelovig bent) en daarna weer opnieuw wedergeboren kunt worden. Wedergeboorte is daarom in hun visie geen ankerpunt of oorzaak, waardoor gelovigen verzekerd zijn dat zij tot het einde toe zullen volharden. Hierop maakten de Remonstranten wel één uitzondering: als je een buitengewone, bijzondere openbaring van God hebt ontvangen, waarin God aan jou duidelijk maakt dat je zalig wordt, dan kun je zeker zijn dat je tot het einde toe zult volharden. De Dordtse Leerregels wijzen dit krachtig af. De onveranderlijke (persoonlijke) verkiezing, het krachtige offer van Christus en de niet terug te draaien wedergeboorte zijn de oorzaken van ons geloof en het volharden daarin. Elk van die oorzaken garandeert dat het geloof niet stopt en dat een gelovige zal volharden tot het einde.