Wel is waar dat na den val
in den mens enig licht der natuur nog overgebleven is,
waardoor hij behoudt enige kennis van God,
van de natuurlijke dingen,
van het onderscheid tussen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is,
en ook betoont enige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht. a
Maar zo vér is het vandaar, dat de mens door dit licht der natuur
zou kunnen komen tot de zaligmakende kennis van God,
en zich tot Hem bekeren,
dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt;
ja veel meer datzelve, hoedanig het ook zij,
op onderscheiden wijze geheel bezoedelt en in ongerechtigheid ten onder houdt; b
en dewijl hij dit doet, zo wordt hem alle verontschuldiging voor God benomen.
Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Romeinen 1:19-20
Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, dezen, de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet; Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook ontschuldigende). Romeinen 2:14-15
Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen, als die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. Romeinen 1:18
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Romeinen 1:20