Die leren: Dat de genade en de vrije wil gedeeltelijke oorzaken zijn,
die beide te zamen het begin van de bekering werken,
en dat de genade in orde van werking niet gaat vóór de werking van den wil;
dat is, dat God niet eer den wil des mensen krachtiglijk helpt tot de bekering,
dan wanneer de wil des mensen zichzelf beweegt en daartoe bepaalt.
Want de Oude Kerk heeft deze leer al overlang in de Pelagianen veroordeeld,
uit de woorden des apostels: Zo is het dan niet desgenen die wil,
noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods (Rom. 9:16).
Insgelijks: Wat onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? (1 Kor. 4:7);
en: Het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken,
naar Zijn welbehagen (Filipp. 2:13).