Met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer,
vervallen in schuld des doods,
bedroeven den Heiligen Geest,
verbreken voor een tijd de oefening des geloofs,
verwonden zwaarlijk hun consciëntie,
en verliezen somwijlen voor een tijd het gevoel der genade; a
totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op den weg wederkeren,
het Vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt. b
En hij zeide: Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend; want ik zeide: Wie weet, de HEERE zou mij mogen genadig zijn, dat het kind levend bleve. Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen. 2 Samuël 12:22-23
En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing. Efeze 4:30
Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag. Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Psalmen 32:3-5
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! Numeri 6:25