Die leren: Dat de ware gelovigen en wedergeborenen
niet alleen van het rechtvaardigmakend geloof, insgelijks,
van de genade en zaligheid ganselijk en tot het einde toe kunnen uitvallen,
maar ook dikwijls metterdaad daarvan uitvallen en in der eeuwigheid verloren gaan.
Want deze mening maakt de genade, rechtvaardigmaking,
wedergeboorte, en voortdurende bewaring van Christus krachteloos,
tegen de uitgedrukte woorden des apostels Paulus:
God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is,
als wij nog zondaars waren; veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed,
zullen wij door Hem behouden worden van den toorn (Rom. 5:8-9);
en tegen den apostel Johannes: Een iegelijk die uit God geboren is,
die doet de zonde niet; want Zijn zaad blijft in hem;
en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren (1 Joh. 3:9);
en ook tegen de woorden van Jezus Christus:
Ik geef Mijn schapen het eeuwige leven;
en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid,
en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.
Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen,
en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders (Joh. 10:28-29).