Die leren: Dat het geloof dergenen, die maar voor een tijd geloven,
van het rechtvaardigmakend en zaligmakend geloof niet verschilt,
dan alleen in de duurzaamheid.
Want Christus Zelf, Matth. 13:20 en Luk. 8:13 en vervolgens, a
stelt klaarblijkelijk daarbenevens nog drieërlei onderscheid tussen degenen,
die maar voor een tijd geloven, en de ware gelovigen,
als Hij zegt dat genen het zaad ontvangen in een steenachtige aarde,
maar dezen in een goede aarde of goed hart;
dat genen zonder wortel zijn, maar dezen een vasten wortel hebben;
dat genen zonder vruchten zijn, maar dezen hun vrucht,
in onderscheiden mate, met standvastigheid of volstandigheid voortbrengen.
De Acta van de Dordtse Synode geven ook nog aan: tijdgelovigen bezitten geen zekerheid. Het geloof van de uitverkoreren is begiftigd met een vrijmoedigheid en een vast vertrouwen (dat soms ook een verzekerdheid wordt genoemd) dat is: met een zeker en geheel vol vertrouwen dat zich de algemene beloften van God voor zichzelf inwendig en persoonlijk toe-eigent; en dit heeft het geloof van de tijd-christenen niet. (Acta, Gomarus e.a., p. 852).
Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt. MattheĆ¼s 13:20
En die op de steenrots bezaaid worden, zijn dezen, die, wanneer zij het gehoord hebben, het Woord met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel, die maar voor een tijd geloven, en in den tijd der verzoeking wijken zij af. Lukas 8:13